ARNHEM – Op de Pleijroute, de N325, bij Arnhem is sinds maandag trajectcontrole actief. Ook inwoners van de gemeente Rheden en Rozendaal, die dagelijks via de Pleijroute naar Arnhem rijden moeten goed opletten. Op vier punten houden camera’s het voorbijrijdende verkeer in de gaten. Het aantal ongelukken moet naar beneden.
De camera’s hangen tussen de afslag Huissen en afslag Westervoort. Volgens Achilles Damen, landelijk verkeersofficier van justitie, dient die trajectcontrole maar één doel: het verminderen van het aantal verkeersongevallen.
“Uiteindelijk hopen we dat we heel erg weinig boetes zullen gaan krijgen. Maar wat wel de realiteit is: er rijden daar te veel mensen te hard. Door de week zo rond de 95 km/uur en in het weekend zo rond de 100. Dat is echt te snel, omdat het gevaarlijk is. Er gebeuren daar ongevallen en dat moet minder”, benadrukt Damen.
Zie ook: Maandag start de trajectcontrole op de Pleijroute in Arnhem
Beter dan flitspalen
Volgens de verkeersofficier werkt trajectcontrole beter dan flitspalen: “We hebben ervaring met trajectcontroles, zowel op de snelweg als op de N-wegen. En we zien dat juist omdat die trajectcontrole lang is, veel langer dan bij een flitspaal, mensen hun snelheid zullen verlagen.”
Er hangen volgens hem vier camera’s per traject in de portalen. “Je weet nooit precies wanneer je onder een camera doorgaat en ook niet tussen welke camera’s je gemeten bent.”
Nog niet overal mogelijk
Een logische vraag is dan: waarom wordt trajectcontrole nog niet overal toegepast? Volgens Damen gaat dat nog niet. “Er is ook het punt van budget en beheersbaarheid. Natuurlijk zouden we het liefst op veel meer plaatsen trajectcontrole inrichten, maar daar zijn ook kosten aan verbonden en uiteindelijk zullen die boetes ook allemaal verwerkt moeten worden”, legt hij uit.
Daarom wordt heel precies gekeken waar het systeem wordt ingezet. “We kijken heel nauwkeurig. Wat is de gereden snelheid? Hoe is het verkeersaanbod? En hoeveel ongevallen zijn er? Het gaat niet alleen om het binnenhalen van boetes, maar het gaat er om: hoe kunnen we het traject veiliger maken.”